Bestemmingsmanagement vereist betere verankering van recreatie en toerisme in het bestuurlijk instrumentarium
Vrijwel dagelijks berichten nieuwsmedia over de dilemma’s van Nederlandse overheden en ondernemers als het gaat om het managen van de groei en spreiding van toerisme. We zien discussies over verantwoorde hoeveelheden vluchten op Schiphol, over de bijdrage die krimp en groei van het aantal hotelkamers en Airbnb’s kan hebben op de leefbaarheid in verschillende gemeenten en over de balans in ruimte gebruik voor natuur, wonen, recreatie, toerisme en de landbouwsector. Met andere woorden Nederland worstelt met de fysieke, sociaalmaatschappelijke en juridische grenzen aan de groei waar de Club van Rome ons al voor waarschuwde in de jaren 70 van de vorige eeuw.
De afgelopen decennia heeft de nadruk in overheidsbeleid veelal gelegen op ontwikkeling van toerisme vanuit de gedachte dat economische vooruitgang automatisch zou leiden tot meer welvaart voor iedereen in Nederland. Intussen zien we dat dat niet altijd zo is. Veel van het in toerisme verdiende geld vloeit weg naar aandeelhouders en bedrijven buiten de bestemming, terwijl de salarissen voor werknemers nog steeds laag zijn. De leefbaarheid staat zowel in Amsterdam als in bijvoorbeeld kleine gemeenten in Zuid-Limburg, Groningen en Zeeland onder druk doordat de economisch ontwikkeling heeft geleid tot groei in steden en minder voorzieningen en minder jongeren in kleinere gemeentes.
Toerisme en recreatie hebben absoluut het potentieel om op een positieve manier bij te dragen aan de leefbaarheid maar dat vereist sturing, stimulering en intensieve samenwerking tussen overheden, tussen ondernemers en overheden, en tussen ondernemers en lokale organisaties. De afgelopen decennia zijn daar eerste stappen ingezet via onder andere destinatie marketingorganisaties (DMO’s). Nu is er een ontwikkeling ingezet naar bestemmingsmanagement en -ontwikkeling. Een en ander is goed terug te zien in nota’s zoals Perspectief 2030 van het NBTC, de leidraad Bestemmingsmanagement, de Agenda Bewuste Bestemmingen van CELTH en de daarmee samenhangende lokale en regionale toeristische visies. Deze prachtige toekomstbeelden en vergezichten worden samen met ondernemers, experts en lokale stakeholders ontwikkeld maar in de dagelijkse realiteit waarin ondernemers tegelijkertijd samenwerken en concurreren om een boterham te verdienen moet nog veel gebeuren om die visies te realiseren. Het bestuurlijk instrumentarium van omgevingsvisies, bestemmingsplannen, vergunning verlening & handhaving, investeringen en subsidies blijkt vaak niet optimaal ingezet om te sturen op de gewenste ontwikkelingen. Met andere woorden het organiserend vermogen is nog onvoldoende ontwikkeld om te komen tot (mandaat voor) duurzame en productieve coalities van publieke en private partners.
Als bestemmingsmanagement en ontwikkeling moeten bijdragen aan de kwaliteit van leven en de kwaliteit van de fysieke omgeving vereist dat bovendien afstemming met andere beleidsvelden zoals ruimtelijke ordening, milieu, huisvesting, cultuur, sociale zaken en mobiliteit waar heel andere vraagstukken bovenaan de agenda staan. Toerisme, gastvrijheid en recreatie vallen vaak in de kieren tussen die beleidsvelden of vormen een sluitstuk of voetnoot in de planvorming doordat de sector geen duidelijke stem heeft aan tafel en het belang van vrijetijd in economische en sociale zin maar beperkt wordt onderkent. Ruim dertig jaar geleden pleitte professor Hans Mommaas daarom al voor een ministerie voor vrijetijd en toerisme. Dezelfde Hans Mommaas die recent afzwaaide als directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en in die hoedanigheid het kabinet regelmatig wees op de fysieke, planologische, klimatologische en juridische grenzen van Nederland als het gaat om ruimte voor natuur, landbouw, woningbouw en recreatie. Bestemmingsmanagement vereist dus bewuste, slimme en weloverwogen keuzes waarbij niet groei maar synergie als middel moet worden ingezet voor het bereiken van maatschappelijke doelen.